'Denk niet dat je het beter weet'

Na 19 jaar neemt Mariënne Verhoef afscheid als bestuurder van Levvel. In dit interview blikt ze terug. ‘Ik heb een diep geloof dat de wijsheid en kennis in de organisatie en bij ouders en kinderen zit.’

Portret Mariënne Verhoef

Levvel is ontstaan vanuit een fusie tussen Spirit, de Bascule en een deel van Lijn 5. Jij startte 19 jaar geleden als bestuurder bij Spirit. Hoe kwam je daar terecht?

‘Ik werkte bij het ministerie van financiën, maar wilde dichter bij de uitvoering zitten. Ik zag een klein advertentietje, en belde alleen maar om te horen wat zo’n bestuurder nu eigenlijk doet. Ik werd meteen uitgenodigd, en anderhalve week later zat ik bij de ondernemingsraad.’

In wat voor organisatie kwam je terecht?

‘Een bevlogen fusieorganisatie van Sac en Amstelstad. Omdat ik niet uit van een beide bloedgroepen kwam, kon ik makkelijk verbinding maken. Vanuit Den Haag was ik bovendien gewend om domeinoverstijgend te werken, dus ik ging op onderzoek uit. Waar hebben de gezinnen allemaal mee te maken? Woningcorporaties, scholen, justitie. Hoe loopt die samenwerking en kunnen we daar samen meer uithalen?’

Op welke mijlpalen kijk je terug?

‘Met andere organisaties ontwikkelden we Jeugdzorg in de buurt. Vanuit de gedachte: er eerder bij zijn, samenwerken met wat nu de sociale basis heet, met onderwijs, politie, zorg, het stadsdeel. Samen een visie ontwikkelen. Als kinderen ’s avonds om elf uur nog buiten lopen, dat we allemaal vanuit één visie met het gezin het gesprek aangaan. Het was de voorloper van de wijkteams.

Na de decentralisatie werden onze collega’s in wijkteams gedetacheerd. Dat werkte goed. Zij brachten deskundigheid in de wijkteams, en het gedachtegoed van de wijkteams terug bij de specialistische jeugdhulp. Toen de wijkteams eigenstandige organisaties werden, werd die wisselwerking minder.

Voor de decentralisatie liep de financiering via de Stadsregio waardoor we financiële stromen konden bundelen en aan de goede dingen konden besteden. Dat gemak was sinds de decentralisatie weg, en dat is een groot gemis. Ook de lijnen waren korter, het ambtenarenapparaat was kleiner.

Nu willen gemeenten weer domeinoverstijgend werken, en gelukkig zit dat bij Levvel nog in de haarvaten, anders had je het niet zo makkelijk van de grond gekregen.’

Wat waren mijlpalen binnen de organisatie?

‘Rond 2012 wilden we de verantwoordelijkheid meer bij de professionals leggen. De achterliggende filosofie was: wil je gezinnen empoweren, dan moet je dat ook met de professional doen. Daarbij paste een platte organisatiestructuur.

Dat leidde ook tot sociale innovatie, zoals SAM Amsterdam, waarbij je je eigen hulpverlener kon kiezen, School2Care een geïntegreerd aanbod van onderwijs, zorg en vrijetijdsbesteding en de beweging Garage2020. 

We hadden maandelijks een zeepkist waar iedereen met een idee op kon klimmen. Dat bracht veel vernieuwing en eigenaarschap. Mensen gingen niet zomaar meer doen wat er van ze gevraagd werd, maar dachten zelf goed na: wat zou je moeten doen voor deze gezinnen?

De fusie van Spirit, de Bascule en een deel van Lijn5 tot Levvel, dus het samenvoegen van jeugdhulp, jeugd-GGZ en jeugdhulp voor jongeren met een licht verstandelijke beperking, was natuurlijk ook een grote stap. We werkten altijd al veel samen, maar door de decentralisatie werden we tot concurrenten gemaakt. We probeerden dat op te lossen door allerlei samenwerkingsconvenanten aan te gaan, maar financieel werkte dat niet. Dan kun je naast elkaar blijven werken en steeds meer concurreren, maar je kan ook één organisatie worden.

Als je alles van tevoren wil bedenken of afvangen, dan zet je nooit een stap.

Maar toen kwam corona. Alles wat je je voorstelt bij een fusie, zoals oploopjes organiseren, bij elkaar op bezoek gaan, dat ging niet. Niet elkaar leren kennen, maar het verkrijgen van één ICT-systeem kreeg prioriteit. Ook werden de inkoopvarianten weer veranderd. We kregen een nieuw elektronisch cliëntendossier. Iedereen voelde dat in die tijd als een stap terug. Dat heeft ons een paar jaar op afstand gezet.

We kozen ervoor beide directieteams in elkaar te schuiven tot duo’s. Het team werd groot, daar vonden mensen wat van. Maar toch zijn we blij dat we dat al die stemmen toen behouden hebben. Want zij gingen dingen delen en samen doen. 

Er kwamen gebiedsteams, daarin liepen we ook voorop. Maar het vroeg veel van iedereen.’

Wat was jouw werkwijze in die tijd? 

‘Het samen gaan doen en werkenderwijs bijsturen. Als je alles van tevoren wil bedenken of afvangen, dan zet je nooit een stap.’

Heb jij dan altijd een basisvertrouwen?

‘Dat klopt. Ik denk dan: we zijn met het goede bezig voor de gezinnen en dat blijf ik dan overbrengen naar gemeenten. En net zoals ik me ook verplaats in de gezinnen, zo verplaats ik me ook in de gemeenten, wat hun problemen zijn. Er met mildheid naar kijken. Je niet te boos maken, maar kijken hoe je dingen voor elkaar kan krijgen.

Ik ben trots dat we in de hulpverlening presentie, geweldloos verzet en traumasensitief werken tot één werkwijze hebben kunnen brengen voor iedereen. Dat betekent dat hulpverleners de relatie met kinderen en ouders voorop zetten, op een geweldloze manier conflicten verminderen en relaties versterken en rekening houdend met ingrijpende ervaringen van die kinderen en ouders met zich meedragen. Daar herken je de mensen van Levvel aan. En aan initiatieven zoals Garage2020, het verbindingshuis waar ouders met een ingewikkelde omgangsbegeleiding in een kindvriendelijke omgeving hun kind kunnen zien en, de beweging met ervaringsdeskundigen. Dat ontwikkel je door echt te vragen wat kinderen, ouders en hulpverleners nodig hebben.’

Levvel staat bekend als een voorloper in het jeugddomein. Hoe krijg je dat voor elkaar?

‘Door voortdurend met veel mensen het gedachtegoed te blijven ontwikkelen. Niet denken dat jij het beter weet. Ruimte geven. Een diep geloof dat de wijsheid en kennis gewoon in de organisatie en bij ouders en kinderen zit. De kunst is om dat op te halen, en het vervolgens samen met hen gaan doen. Dat geeft mensen vleugels.’

Ruimte geven levert dus veel op, maar wat kost het je?

‘Je hebt minder grip. Maar het is een illusie om te denken dat je er grip op hebt als je er wel allemaal op stuurt. En het moet je passen. Het is eerder denken in kansen dan in risico’s. En natuurlijk moet je op het geld letten. 

Ik zou ons allemaal meer ruimte en intrinsieke interesse gunnen: wat doe je nou eigenlijk? Wat zou anders kunnen? Dan maak je energie los.

Wel is de armslag door de continue vraag naar verantwoording ongelofelijk weggehaald. Ik zou liever willen dat ze eens per kwartaal langskomen, vragen wat we doen, daarop doorvragen en kritisch zijn. 

Maar gemeenten moeten ook aan allerlei landelijke wetten voldoen die hen opgelegd worden. Ik zou ook hen gunnen om daar meer van los te komen. Ik zou ons allemaal meer ruimte gunnen en intrinsieke interesse gunnen: wat doe je nou eigenlijk? Wat zou anders kunnen? Dan maak je energie los.

We proberen nu gezinsgericht en samen te werken met de volwassen-GGZ. Maar de verzekeraar zit erbovenop, de gemeente zit er bovenop. Voor je het weet zijn professionals meer bezig met verantwoorden en waar kunnen we het financieel wegzetten dan in ‘hoe krijgen we dat goed georganiseerd?’ Dat zie je ook tussen jeugdhulp en jeugd-GGZ, jeugdhulp en onderwijs, jeugdhulp en strafrecht.’

Welke momenten blijven je altijd bij?

‘Het steekincident (In 2019 kwam een hulpverlener van Spirit om het leven door toedoen van een cliënt, red.). Dat was in de eerste plaats afschuwelijk voor het gezin en de familie van Suzanne. En voor de collega’s die daarbij waren. Het was niet te bevatten. Maar ik denk dan ook aan de saamhorigheid die in de organisatie naar boven kwam. 

En de sluiting van de justitiële jeugdinrichting Amsterbaken was niet makkelijk. (In 2016 nam het ministerie van Justitie de beslissing om Amsterbaken te sluiten vanwege de afnemende jeugdcriminaliteit in Nederland, red.) Maar dat bracht uiteindelijk wel veerkracht en vernieuwing. Daar is de kleinschalige voorziening justitiële jeugd (KVJJ) uit ontstaan, die nu een plek heeft in heel Nederland. Een voorbeeld van een tegenslag ombuigen in: wat is er nodig en hoe kunnen we dat beter doen?’

Wat wens je Nederland toe als het gaat om jeugdhulp?

‘Dat we oog hebben voor gezinnen die het minder makkelijk hebben. Dat we kinderen zien als kinderen die er ook bij horen. Dat we nieuwsgierig zijn naar elkaar, het gesprek aangaan, ons laten raken. Ook in je eigen straat, in je eigen wijk. Iedereen kan er natuurlijk schande van spreken dat er steeds meer kinderen jeugdhulp krijgen. Maar dat is ook omdat we het allemaal laten liggen. Mensen zijn soms ten einde raad, en die komen dus ergens terecht.

Ik wens ook meer trots op al die medewerkers in de jeugdhulp. Die hartstikke goede dingen doen. In Levvel zit veel kracht en kennis. Soms is het lastig om vanuit al die kennis en expertise in iets nieuws te stappen. Dus stel je ook open. Ik zou iedereen gunnen dat te blijven doen.’

Wat ga je na 1 januari doen?

‘Ik ga Noors leren, want een van mijn zonen woont met zijn kinderen in Oslo. Daarnaast ben ik voorzitter van de Raad van Commissarissen van de woningbouwcorporatie Lieve de Key, ik doe het een en ander voor de Nederlandse school voor Openbaar Bestuur. In Utrecht ben ik gevraagd om de aanvullende jeugdhulp mee te evalueren. En zo nog wat kleine dingen. 

Maar ik wil vooral meer tijd besteden aan mijn kleinkinderen, mijn vrienden en familie, die zijn natuurlijk nogal eens kind van de rekening geweest.’